top of page

voor meer bijbelstudies in het nederlands, klik hier

5. The Parable of the Prodigal Son

De gelijkenis van de liefhebbende vader

(De gelijkenis van de verloren zoon)

 

Lucas 15:11-32

 

Onderdeel van de serie ‘Sterke grondslagen voor geloof’

 

Deze gelijkenis is een verhaal dat de meesten van ons heel vertrouwd is of op z’n minst bekend voorkomt. Het is het verhaal van een verloren zoon die terugkeert naar huis. Het is mijn bedoeling dat je een nieuw begrip krijgt van de immense barmhartigheid – een ander woord voor genade - van de Vader als je bedenkt of kan voelen hoe diep en hoe wijd Zijn liefde is voor ons allemaal. Ik geloof dat er een opwekking, een opleving van het geloof op komst is en dat een belangrijk element van een heropleving in deze dagen het herstel van de verloren zonen en dochters van God is. Jezus maakt ons duidelijk dat Hij de negenennegentig zal verlaten om dat ene verloren schaap te vinden en terug te brengen naar de kudde.

 

“Wat denken jullie? Als iemand honderd schapen heeft en één daarvan is afgedwaald, laat hij dan niet de negenennegentig schapen op de bergen achter en gaat hij op zoek naar dat ene afgedwaalde schaap?” (Matteüs 18:12).

 

Er zijn vandaag de dag veel mensen die de kerk en leven in gemeenschap, in community (com, met, unity, eenheid) hebben opgegeven en vanwege dit verlies aan focus moedeloos zijn geworden door teleurstellingen. Nu is het moment daar om hen te laten weten dan de Vader nog altijd op hen aan het wachten is en dat Hij hen wil ontvangen met open armen. Als je deze studie leest, dan hoop ik dat de mensen waarvan je weet dat ze aan het dwalen zijn, je te binnen schieten. En dat je voor ze zal willen bidden, dat ze naar huis mogen komen.  Het is tijd om te bidden voor hen die thuis moeten komen. Je zou God kunnen vragen om hun harten te verzachten; om hen te beschermen tegen de leugens van de vijand, om hun ogen te openen. Vraag God om in hen het verlangen naar Huis wakker te kussen en m dat verlangen aan te wakkeren zodat ze zich opnieuw tot hun hemelse Vader zullen wenden. (En heel belangrijk: beschouw je gebed als verhoord. Als iedereen die deze studie leest bidt, voor een aantal mensen en ervan uitgaat dat het gebed verhoord wordt, komen we al snel tot een groot aantal. Als Kerk is het dan wel zaak dat we klaar staan om hen te verwelkomen en en hen namens de Vader met open armen ontvangen.

 

In hoofdstuk 15 van het evangelie van Lucas staan drie gelijkenissen, of vergelijkingen: de gelijkenis van het verloren schaap (vs. 3-7), de gelijkenis van de verloren munt (vs. 8-10) en de gelijkenis van de liefhebbende vader (vs. 11-32). In dit hoofdstuk reageert Jezus op de houding en de denkbeelden van de Farizeeën en andere leraren in de Joodse wet. De aanleiding voor Jezus' onderwijs in de vorm van deze drie vergelijkingen was de klacht van de Farizeeën dat Jezus zondaars zou ontvangen en met hen de maaltijd zou delen(vs. 2). Ervan uitgaand dat zondaars – oftewel zij die tegen de wet in handelen – vermeden dienen te worden gezien het spreekwoord ‘waar je me omgaat, wordt je door besmet’ handelde Jezus naar hun idee tegen de wet en aldus trok het religieuze leiderschap de conclusie dat Jezus Zijn wonderen deed door de macht van Satan (Matteüs 12:24). Als bewijs dat Jezus in dienst van Satan was, wezen zij op degenen met wie de Heer omging, zich associëerde: zondaars, prostituees en de gehate beambten die het volk beroofden door belasting te innen voor de keizer (en dit terwijl er geen macht boven God uitging). Als dit de Messias was, zeiden ze, dan zou Hij niet met dat soort mensen omgaan! Logisch, gezien hun manier van redeneren.

 

Jezus voorzag in de drie vergelijkingen in Lucas 15 om hun kijk op het karakter en de aard van God te corrigeren en om ze de gelegenheid te geven deze bij te stellen, te verrijken als het ware. Met behulp van de vergelijkingen geeft Jezus informatie over Gods houding is tegenover degenen die als verloren worden beschouwd, zelfs door zichzelf; zij die in grote nood verkeren voor wat betreft veiligheid (het schaap), materieel welzijn (de munt) en een plek om te zijn en erbij te horen (de zoon). De religieuze leiders die de woorden van Christus die dag hoorden, waren in die tijd mensen met gezag, met autoriteit. Mensen waren verplicht om zich aan hun regels en voorschriften te houden, maar Jezus doorzag hun hypocrisie van zeggen maar niet doen.

 

"De leraars van de wet en de Farizeeën zitten op de stoel van Mozes. Dus jullie moeten hen gehoorzamen en alles doen wat ze zeggen. Maar doe niet wat zij doen, want zij brengen niet in praktijk wat zij prediken” (Matteüs 23:2).

 

Veel mensen noemen deze passage de gelijkenis van de verloren zoon, maar naar de mening van deze schrijver is het belangrijkste om voor het voetlicht te brengen, de reactie van de genadige vader op het doen en laten van de zonen. Ja, de jongere zoon had zijn erfdeel verkwist door zijn extravagante gedrag, maar de vader was nog kwistiger met zijn genade: hij toonde ruimhartigheid en nam zijn zoon die terugkwam uit een ver land, weer op in zijn huishouden. Laten we het verhaal eens uitpakken:

 

De jongste zoon dwaalt af van huis

 

Jezus ging verder: “Er was een man die twee zonen had. De jongere zoon zei tegen zijn vader: 'Vader, geef mij mijn deel van de erfenis' Dus verdeelde hij zijn bezit onder hen. Niet lang daarna verzamelde de jongere zoon alles wat hij had, zette koers naar een ver land om daar zijn rijkdom te verspillen door uitbundig te leven. Met dat hij alles had uitgegeven, kwam er ernstige hongersnood in dat land en hij begon gebrek te lijden. Hij verhuurde zich daarop aan een inwoner van dat land, die hem naar zijn akkers stuurde om daar varkens te voeren. Hij verlangde ernaar om zijn maag te vullen met de peulen die de varkens te eten kregen, maar niemand gaf hem iets (Lucas 15:11-16).

 

Het eerste wat ons opvalt aan deze jongeman is zijn veeleisende houding. Nogal bot en kortaf gespeend van elegantie en tact vraagt hij om zijn deel van het bezit. Hij eiste meer dan dat hij vroeg en ook gaf hij geen ruimte om zijn plannen te bespreken en ze op waarde te schatten. Hij eiste eenvoudigweg dat zijn vader hem gaf wat hij wilde. In feite schreef hij zijn vader al af voordat hij stierf door zijn woorden: “Geef me mijn deel van de erfenis nu, in plaats van wanneer je sterft of met pensioen gaat.” De vader kende zijn pappenheimer, kende de gedachten die in het hoofd van de jongeman omgingen en had ook wel een idee van wat de jongeman met zijn deel wilde doen. Beide zonen zullen blij zijn geweest met een vader die van plan was en in staat om zijn bezit onder hen te verdelen. Volgens de Wet van Mozes die indertijd van toepassing was (Deuteronomium 21:17) zou de oudere zoon twee derde delen en de jongere een derde deel tegemoet mogen zien. Zodra de verdeling een feit was, zette de jongste zoon de bezittingen om in geld.

 

Vraag 1) Waarom gaf de vader zijn zoon wat hij eiste in plaats van hem te laten wachten? Waarom zou een vader toegeven aan zulke eisen van een zoon van wie hij hield?

 

Was de jongere zon het zat om in het huis van zijn vader te zijn ? Wilde hij als een man van de wereld leven en zijn gang gaan zonder dat zijn vader zijn doen en laten in de gaten kon houden ? Wat opvalt in Jezus’ verhaal is dat de vader ging niet met zijn zoon in discussie gaat of hem probeert tot rede te brengen. Integendeel, het lijkt alsof de vader onmiddellijk toegeeft aan de veeleisende zoon. Sommige lessen kan een vader zijn zoon niet leren; deze moeten aan den lijve ondervonden worden. Pijn is een goede leermeester. Ouders kunnen hun kinderen niet beschermen tegen de lessen die alleen pijn hen kan leren. Van een toestand waarin men voor allerlei dingen op de ouders kan vertrouwen, groeien kinderen naar zelfstandigheid en er zijn levenslessen die je alleen leert als je op eigen benen gaat staan. In elk gezin moeten de jongen op een bepaald moment het nest verlaten om zelfstandig te vliegen. In de tienerjaren zouden ouders hun kinderen moeten onderwijzen en voorbereiden om op te groeien en zelfredzaam te zijn. Het kan droevig voelen wanneer een jongere uit de zorg van zijn ouders wordt ontslagen. Als achterblijvende ouder kan je alleen maar hopen dat er zich al een enigszins goed karakter heeft gevormd, waarmee het kind de wereld tegemoet kan treden. Maar zelfs als in principe goede ouders hun uiterste best hebben gedaan om hun jongen op de wereld voor te bereiden, dan nog kan het gebeuren dat deze weglopen van alles wat ze hebben geleerd.

 

Wellicht was een derde deel te weinig om echt iets mee op te bouwen en achtte de jongere zoon zijn kans op een welvarend leven te klein als hij maar een derde deel kreeg om mee te beginnen.

 

Jezus zei dat de jongste zoon koers zette naar een verre bestemming vertrok om aldaar zijn rijkdom te verspillen door er een uitbundige levensstijl op na te houden. (vers 13). Eerst iets over die verre bestemming: het doet me denken aan de uitdrukking ‘dingen doen die het daglicht niet kunnen verdragen’. Deze betekent dat iets stiekem of oneerlijk wordt gedaan. In dat geval is het beter dat in elk geval je familieleden er niet van op de hoogte komen.  Later beschuldigde de oudste zoon zijn broer ervan dat hij met prostituees omging (v. 30), ook al had hij zijn broer nog niet gezien. Hoe weet hij dat zijn broer het bezit van zijn vader heeft verkwist met prostituees? Gezien het feit dat de vader wist hoe zijn jongste zoon dacht, is de kans groot dat de oudste zoon er ook van wist, waarschijnlijk wist iedereen in dat huishouden van de neiging van de jongste zoon om de bloemetjes buiten te zetten, zijn karakter was bekend. Dus zijn zonden waren toch aan het licht gekomen, ook al was hij ver weg gereisd om ze te kunnen uitleven; want sappig nieuws reist snel en je weet vaak niet hoe iemand iets te weten komt. In feite wilde de oudste broer misschien net zo vrij zijn als de jongste, gezien zijn jaloerse reactie, kunnen we dit aannemen. Dus hij heeft misschien navraag gedaan naar de avonturen van de jongste zoon met feesten en andere uitspattingen. Het is niet moeilijk om je voor te stellen dat het op het punt staan ​​om de verantwoordelijkheid over het bezit van zijn vader over te nemen, niet helemaal dwingend was. Je kunt jezelf afvragen of je wel in staat bent om het familiebedrijf over te nemen.

 

Maar dit zegt al te meer over de vader, dat hij zelfs terwijl bekend was dat de jongste zoon zich had afgegeven met prostituees, hem nog liever terug had dan dat Hij hem voor altijd kwijt zou zijn.

 

Alles begint in het gedachteleven, zo leert ons het verhaal van de schepping in Genesis 1: 1,2 waar geschreven staat dat de Geest van God zweefde over de woeste leegte, de oerchaos. Zoals we leren uit het eerste boek in de Bijbel, ontstond de schepping door een Woord, bv Licht. (zie Johannes:1), moet alles wat geschapen is eerst in woorden worden omgezet. Alleen als men erover kan denken, zal het waarschijnlijk ontstaan. Denk aan alle grote en kleine uitvindingen zoals elektriciteit, telefoons, computers, gesneden brood, auto's, paperclips enzovoort. Eerst was er het bedenken ervan, daarna de uitvinding en daarna de naamgeving. Precies zoals het ging tijdens het oorspronkelijke scheppingsproces: in het begin was er Gods Geest, Gods Denkende Geest, van daaruit ontstond Het Woord.

 

Een mens is niet wat hij denkt dat hij is, maar wat hij denkt dat is hij (Anon). Stephen Charnock zei: “Zoals de afbeelding van het zegel op de was wordt gestempeld, zo worden de gedachten van het hart op de handelingen gedrukt.” Juist denken brengt juist leven voort; bedenk dat God, de creërende mogendheid, gedachten kan opmerken en dat gedachten en woorden scheppend zijn. God is op de hoogte van alles wat we denken. Slechte en zondige gedachten komen bij ons allemaal op, maar gedachten worden pas zonde als we bij die gedachten stilstaan en ze de gelegenheid geven om te ontkiemen en wortel te schieten in de voedingsbodem van onze denkgeest. Anders gezegd: we kunnen niet voorkomen dat de vogels rond ons hoofd vliegen, maar we kunnen wel voorkomen dat ze nesten maken in ons haar.

 

Maar ieder wordt in verzoeking gebracht wanneer hij door zijn eigen boze begeerte wordt meegesleept en verleid. Dan, nadat de begeerte bevrucht is, baart ze zonde; en de zonde, als ze volgroeid is, baart de dood (Jakobus 1:14-15 onderlijnd door Keith Richard).

 

Het Griekse woord “verleiden” betekent vissen vangen met aas. Satan gebruikt kwade verlangens en gedachten om ons aan de haak te slaan en ons binnen te halen. De vijand lokt ons naar een plek die ver van God verwijderd is. Hoe meer we naar hem luisteren, hoe groter onze slavernij aan de zonde wordt en hoe verder we van het Vaderhuis verwijderd raken. Deze jongeman nam het aas en zwom met de verleiding mee totdat de vijand plotseling aan de hengel trok en de haak hem te pakken had. Hij zat gevangen zonder middelen om in zijn onderhoud te kunnen voorzien en er was niemand die hem wilde of kon helpen. Zijn situatie was bijzonder pijnlijk geworden.

 

Ik ontmoette Christus toen ik 26 jaar oud was, maar daarvoor rookte ik marihuana en gebruikte ik drugs. Ik walgde van mijn manier van leven en mijn zelfbeeld en ik realiseerde me dat mijn gewoonte me in zijn greep had toen ik een stuk weggegooid om te symboliseren dat ik er vanaf wilde zijn, enkel om de volgende dag weer meer te kopen. Toen ik bovendien naar de gevangenis moest omdat ik “had toegestaan dat mijn pand werd gebruikt voor het roken van Cannabis”, wist ik dat ik me moest bevrijden van mijn afhankelijkheid van drugs; het maakte mijn leven stap voor stap tot een puinhoop. Toen ik mijn leven aan Christus gaf, kreeg ik eindelijk de kracht van God om te overwinnen en de gewoonte te doorbreken. Zonde is een harde leermeester. Toen het geld van de jongste zoon opraakte en er een ernstige hongersnood uitbrak, kwam hij in een noodlijdende toestand terecht omdat hij verder niks had opgebouwd om op terug te kunnen vallen. Een noodtoestand doet mensen vaker de aandacht op God richten, of het een manier van God om onze aandacht te trekken, zodat we ons weer herinneren dat Hij er nog is ? Het leven in een land ver weg van zijn vader was niet meer zo opwindend als eerst, niet in de laatste plaats omdat hij geen middelen meer had om plezier te kopen. Hij voelde zich ellendig en zijn leven ging snel bergafwaarts.

 

Vraag 2) Welke dingen zie je in de tekst die spreken over zijn neerwaartse spiraal? Is er ooit een moment in jouw leven geweest dat je het gevoel had dat je leven uit de hand liep?

 

Hij had geen inkomen in een tijd waarin voedsel erg kostbaar was. Normaal gesproken had hij een baan kunnen nemen, maar als gevolg van de hongersnood waren banen schaars. In een landbouweconomie, zoals die van Israël, kon de situatie heel penibel worden als je geen land of geld had. Hij verhuurde zichzelf (letterlijk, hij “lijmde” zichzelf) aan iemand die hem als een gewone dagloner de velden op stuurde. Het was vernederend om in nood te zijn en afhankelijk van anderen voor voedsel. De vernederende ervaring die hij meemaakte was dat hij in de varkensstal moest werken om de varkens te voeden. Een varken is een dier dat voor Joden niet koosjer is om te eten [volgens de Joodse spijswetten]. In vers 16 was de jongeman zo hongerig dat hij het voedsel wilde eten dat hij de varkens voerde. Het woord “peulen” verwijst naar johannesbroodpeulen. Rabbi Acha (ongeveer 320 na Christus) merkte eens op: “Als de Israëlieten terug moeten naar het eten van johannesbroodpeulen, dan pas komen ze tot inkeer.” De Johannesbroodboom (Ceratonia siliqua) is een groenblijvende struik of boom afkomstig uit het Middellandse Zeegebied, die wordt gekweekt voor zijn eetbare zaaddozen.

 

Jezus schetst een beeld van een man die in extreme nood verkeerde aan de hand van het beeld van een Joodse burger die varkens voerde en honger had naar de johannesbroodpeulen die de varkens aten. Zo iemand heeft de bodem van zijn leven bereikt.

 

Het ontwaken en berouw van de jonge zoon

 

Toen hij weer bij zinnen kwam, zei hij: “Hoeveel van mijn vaders huurlingen hebben eten te over, en hier sterf ik van de honger! Ik zal vertrekken en terugkeren naar mijn vader en tegen hem zeggen: Vader, ik heb gezondigd tegen de hemel en tegen u. Ik ben het niet langer waard om uw zoon genoemd te worden; maak mij als een van uw huurlingen.” Zo stond hij op en ging naar zijn vader (Lucas 15:17-20).

 

Bij zinnen komen, of zoals de King James Version het vertaalt: “Hij kwam tot zichzelf”, is een uitdrukking voor iemand die wakker wordt in de realiteit. Hij was buiten zichzelf geweest, maar nu was hij in een staat van bezinning en zich volledig bewust van wat er van zijn leven was geworden, zich volledig realiserend dat hij zich als een onwijze dwaas gedragen had. Koning Salomo schrijft in het boek Prediker: “Bovendien is het hart van de mensen vol kwaad en is er waanzin in hun hart zolang zij leven” (Prediker 9:3). Willen leven buiten een relatie met God is een voedingsbodem voor waanzin en dwaasheid. We rotzooien met onze eeuwige zielen door geestelijk Russisch Roulette te spelen, erop vertrouwend dat de dood ons vandaag niet komt halen. Maar we weten nooit wat een dag kan brengen. Mensen draaien de loop van hun geestelijke geweer, dag na dag, in de hoop dat er geen kogel in de kamer zit die hun leven beëindigt en waarmee ze zichzelf voor altijd verbannen naar een Christusloze eeuwigheid. Waarom stellen mensen de vraag waar ze de eeuwigheid zullen doorbrengen uit? Waanzin! Vandaag is de dag van verlossing: “Wie de naam van de Heer aanroept, zal behouden worden” (Romeinen 10:13).

 

Socrates zei: “Het niet-onderzochte leven is het leven niet waard”. Op de bodem van de punt aanbeland kon hij alleen nog maar omhoog kijken. Hij begon zijn leven te onderzoeken en dacht eens goed na over hoe hij zichzelf in zo'n positie had weten te brengen. Overdenken en nadenken is bij onszelf te rade gaan, het ene met het andere te vergelijken en te besluiten dingen te corrigeren. Deze geestestoestand is een genade van God. Reflectie betekent echter niet automatisch berouw. Bezinning en overtuiging zouden ons tot bekering kunnen brengen. Deze jongeman maakte een morele inventaris van zijn leven op. Je kunt je leven pas een andere wending geven als je volledig inziet dat je moreel gebroken bent en in een waardeloze toestand verkeert. Maar al vaak is er maar weinig waardering voor de Redder van de wereld totdat we de toestand van gebrokenheid bereiken. John Flavel zei dat de boodschap van Christus pas zoet smaakt als de zonde ons bitterheid heeft opgeleverd”

 

De jongere zoon begon na te denken over naar huis terugkeren en wat hij het beste kon zeggen zodat alles weer enigszins in orde kon komen; wellicht weer in ere hersteld worden?. Hij wist dat hij nergens recht op had en dat hij de schande en minachting van het dorp en van zijn oudere broer onder ogen zou moeten komen. Hij moet een enorme barrière gevoeld hebben ten opzichte van terugkeren, hij zou dat niet hebben gedaan als het niet anders kon: de schande die hij over zichzelf had gebracht, was enorm. In zijn berooide positie is hij nu zover dat hij boven alles een positie als dienaar van zijn vader zou willen, alles beter dan zijn huidige toestand. Hij noemt Gods naam echter niet, maar gebruikt in plaats daarvan het woord: “Ik heb gezondigd tegen de hemelen.” Hij voelde wel aan dat hij ver verwijderd was geraakt van het meest Heilige dat er is, de Naam van God en benoemde dat wat God omringt, of de plaats waar God zich bevindt en waar hijzelf zo ver vandaan was geraakt. Deze jongeman had respect gekregen voor God en dat wat bij God hoort: eeuwige dingen. Hij had respect gekregen voor zijn vader, die zoveel van hem bleek te houden. Voor veel Joden is de naam van God heel heilig. Toen ik in Israël woonde, hoorde ik vaak de woorden H'Shem Adonai (de naam van de Heer) gebruiken in plaats van het Hebreeuwse woord voor God. Van het Heiligste het Heiligheden blijf je af, uit respect.

 

Bekering als in spijt hebben van je zonden is een noodzakelijk begin, maar om echt effectief te zijn moet het gevolgd worden met een beweging richting het veranderen van gedachten en richting in het leven. Voordat iemand zijn weg naar het huis van de Vader vindt, kan hij al wel overtuigd zijn in zijn hart. Maar deze jongeman bereidde zich daadwerkelijk voor op de confrontatie met zijn vader en besloot dat ze beste optie zou zijn om zijn vader te vragen of hij hem mocht dienen door dagloner te worden op zijn velden. De woorden "hij stond op en ging naar zijn vader" (vs. 20) beschrijven zijn bekering. Hij liet het niet bij woorden alleen, maar nam actief stappen in de richting van zijn Vaders Huis. Hij overwoog niet alleen, maar hij wilde het ook.

 

Op dit punt in het verhaal zouden Jezus' luisteraars versteld hebben gestaan ​​van de mate van schaamte die de zoon over de vader, het gezin en de stad waar hij woonde bracht. Ze zouden zich hebben afgevraagd wat een acceptabele straf zou kunnen zijn als de zoon terugkwam. Allerlei gedachten over rechtvaardige straffen zouden in de hoofden van de Farizeeën zijn opgekomen om te voorkomen dat dit soort dingen opnieuw zouden gebeuren, maar in plaats van de verwachte veroordeling te horen, schokten Jezus' volgende woorden hen tot in het diepst van hun ziel.

 

De liefde van de Vader voor zijn Zoon

 

Maar toen hij nog ver weg was, zag zijn vader hem en werd vervuld met medelijden met hem; hij rende naar zijn zoon, sloeg zijn armen om hem heen en kuste hem. "De zoon zei tegen hem: 'Vader, ik heb gezondigd tegen de hemel en tegen u. Ik ben niet langer waardig uw zoon genoemd te worden.' "Maar de vader zei tegen zijn dienaren: 'Snel! Haal het beste gewaad en trek het hem aan. Doe een ring aan zijn vinger en sandalen aan zijn voeten. Haal het gemeste kalf en slacht het. Laten we een feest houden en feestvieren. Want deze zoon van mij was dood en is weer levend geworden; hij was verloren en is gevonden.' Dus begonnen ze feest te vieren (Lukas 15:20-24).

 

De Farizeeën waren van mening dat deze vader zich schandelijk gedroeg. Er was in Israël geen behoefte aan varkens, plus Jezus zei dat de zoon naar een ver land was gegaan (v. 13), twee aanwijzingen dat hij waarschijnlijk onder heidenen (niet-Joden) in een aangrenzend land terecht gekomen was. Waar het ook was waar de jongeman was beland, we kunnen concluderen dat hij een heel eind van huis was en in een andere cultuur met elementen waar de Joden van hadden geleerd om ze te verafschuwen. Dat vreemde land staat symbool voor de wereld buiten de veilige haven van de eigen cultuur. In de vader wil Jezus een beeld van God de Vader tonen, wachtend en kijkend naar ieder van ons die zich herinnert hoe het thuis was. Er was in de eerste plaats geen woede over de zonde van zijn zoon; toen deze vader hem in de verte aan zag komen sloffen, wetend van zijn escapades en zich bewust van de deerniswekkende staat waarin zijn zoon verkeerd, was mededogen – een innig meeleven - de enige emotie die hij had.

 

Dictionary.com zegt dat mededogen een diep besef is van het lijden van een ander, gekoppeld aan de wens om het te verlichten. Zodra de vader zijn zoon zag, pakte hij het onderste deel van zijn gewaad op om naar hem toe te rennen. In het Midden-Oosten rent een ouder gezinshoofd doorgaans nergens heen. Mensen lieten in die tijd nooit hun benen zien en alleen in noodgevallen of bij een gevecht stopten mannen hun gewaad in hun riem om gemakkelijker te kunnen bewegen. De luisteraars van Jezus zouden dit gedrag van de vader schandelijk hebben gevonden. Ze begonnen zich allemaal af te vragen waar Jezus met dit verhaal naartoe ging, want geen enkele vader zou zoiets doen. Deze vader had echter verdriet om zijn zoon toen hij niet thuis was.

 

De oude vader was zo bereid om te vergeven dat hij de jongeman niet eens de kans gaf om als eerste zijn woorden te spreken. De vader aanvaardde zijn zoon al voordat hij oprecht van diepe spijt getuigde. Dit verhaal beschrijft de grote liefde van een vader voor zijn zoon. De Engelse King James Version van de Bijbel zegt: "Hij viel hem om de hals en kuste hem." De tijd waarin het oorspronkelijke Griekse werkwoord staat, brengt naar voren dat de vader zijn zoon kuste en bleef kussen, keer op keer op keer, en benadrukt dat de vader extravagant was in maar ongebreideld blijven kussen van zijn zoon. De vader geeft niet om de stank van het varkenshok die om de jongeman hangt. Hij is gewoonweg gelukkig om het weerzien! De vader uitte zijn vriendelijkheid voordat de zoon zijn berouw uitsprak. Jezus’ bedoeling is het om Gods vriendelijkheid en bereidwilligheid tot verzoening te illustreren, juist met degenen die zich buiten de reikwijdte van zijn liefdevolle zorg bevinden; sterker nog: van degenen die zich aan die zorg onttrokken hadden. Uiteindelijk weet de jongeman snikkend een deel van zijn voorbereide toespraak eruit te krijgen. "Vader, ik heb gezondigd tegen de hemel en tegen u. Ik ben niet langer waardig uw zoon genoemd te worden" (v. 21). De vader onderbreekt hem echter en geeft de dienaren die bij hem zijn opdracht om een aantal zaken in orde te maken.

 

Vraag 3) Toen Jezus deze gelijkenis vertelde, waarom liet hij de vader naar de zoon rennen± welk aspect van Gods karakter wordt hierin getoond? Welke drie dingen werden voor de zoon gebracht, en wat denk je dat deze dingen voor ons als christenen kunnen betekenen?

 

De vader zei dat het "beste gewaad" gebracht moest worden. Beste als in het belangrijkste gewaad, een gewaad geschikt voor wat de vader van plan was om te laten zien. Het gaat hier niet zomaar over een kledingstuk dat de vuile en versleten kleding van de zoon moest vervangen. Het gewaad waar de vader om vroeg was een ceremonieel gewaad waarmee hij de boodschap kon geven dat wat hem betreft de zoon in ere hersteld is. (vergelijk het verhaal van vader Jacob die Jozef, de elfde zoon in rij, een mantel geeft waardoor het voor iedereen duidelijk wordt dat Jacob heel veel van Jozef houdt en dat hij een speciale plek inneemt in zijn hart (Genesis 37: 3b, 4). Het gewaad, waarvan de vader wilde dat de zoon het over zijn de door het varkens hoeden smerig geworden kleding zou aantrekken, symboliseert dat daarmee de zoon rechtvaardig wordt verklaart en dat de vervuiling van zijn zonden niet meer het belangrijkste zijn: ze springen niet meer meteen in het oog. ​​Daarnaast vraagt de vader om een speciale ring, de ring die spreekt over autoriteit en over het bezitten van volmacht. In die tijd werden dergelijke ringen gebruikt om officiële documenten te ondertekenen, men kon er afspraken mee verzegelen. Vaak had de ring een afdruk die, wanneer deze in hete was werd gedrukt, het officiële zegel van de familie was. Jozef kreeg zo'n ring van Farao toen hij werd verheven tot tweede man in bevel van Egypte na het uitleggen van Farao's droom (Genesis 41:42).

 

Als terug gekeerde zonen en dochters krijgen en we de zeggenschap weer terug van onze God; de zeggenschap over ons eigen leven waarin we ons voor God en zijn Koninkrijk van Liefde en Gerechtigheid kunnen inzetten. Wij worden weer in staat gemaakt om liefdevolle en rechtvaardige actie te ondernemen. (Mattheüs 28:18-20). De zoon kreeg ook schoenen. Geen enkele slaaf droeg ooit schoenen en de vader wilde dan ook niet dat zijn zoon op blote voeten bleef lopen. Hij was immers zijn zoon, geen slaaf. In de bijbel, in de brief aan Efeze (ho 6:15) staat dat de schoenen de bereidheid tot het uitdragen van het Evangelie van de Vrede representeren. We zijn tot zonen (en dochters, want het gaat om alle kinderen) van God gemaakt (1 Johannes 3:2). De vader vertelde de dienaren ook nog om het kalf te slachten dat voor deze vreugdevolle dag was gemest. Deze vader had het kalf langzaam vetgemest, er vast op vertrouwend dat hij op een dag zou kunnen vieren dat zijn zoon weer thuis was gekomen. Met de geschenken wordt een tot slaaf vervallen zoon weer als volwaardig lid van de familie aangenomen.

 

Toen Jezus de zoon beschreef die naar huis terugkeerde, denk ik dat Hij naar de zondaars en tollenaars keek met een glimlach van warme acceptatie op Zijn gezicht.

 

Maar toen ging verder met zijn verhaal, en verlegde Hij de aandacht naar het gedrag van de oudste zoon, en Hij draaide zich om naar de Farizeeën en de schriftgeleerden….

 

De oudste zoon

 

Ondertussen was de oudste zoon op het veld. Toen hij bij het huis kwam, hoorde hij muziek en dans. Dus riep hij één van de dienaren en vroeg hem wat er aan de hand was. "Uw broer is gekomen", antwoordde hij, "en uw vader heeft het gemeste kalf geslacht, omdat hij hem gezond en wel terug heeft." De oudste broer werd boos en weigerde naar binnen te gaan. Dus ging zijn vader naar buiten en smeekte hem. Maar hij antwoordde zijn vader: "Kijk! Al die jaren heb ik voor u geslaafd en nooit uw bevelen overtreden. Toch hebt u mij nooit een jong bokje gegeven, zodat ik met mijn vrienden feest kon vieren. Maar als die zoon van je, die je bezit met hoeren heeft verkwist, thuiskomt, dan slacht je het gemeste kalf voor hem.'' 'Mijn zoon,' zei de vader, 'jij bent altijd bij me, en alles wat ik heb, is van jou. Maar we moesten feestvieren en blij zijn, want deze broer van je was dood en is weer levend geworden; hij was verloren en is gevonden' (Lukas 15:25-32).

 

Deze religieuze leiders gingen prat op hun positie als vertegenwoordigers van degenen die voor God leefden. Wie weet begon het hen te dagen dat toen Jezus hen aankeek en de houding van de oudste broer beschreef: namelijk dat dit deel van het verhaal speciaal voor hen werd verteld.

 

Vraag 4) Wat valt je op aan de oudste broer? Wat onthullen zijn woorden en daden over zijn karakter?

 

De Farizeeën hoorden dat de oudste broer op het veld was, een metafoor voor afstand houden van de vader. Het is veelzeggend dat hij niet op de hoogte was van de terugkeer van zijn broer. De vader stuurde niemand naar het veld om de oudste broer te betrekken bij de vreugde m de terugkeer van zijn broer. Net zoals hij zijn jongste zoon kende, wist de vader ook van de oudste zoon: dat hij niet echt om hem gaf. De oudste broer was vooral bezorgd over de reputatie van de familie en deze houding had hem ervan weerhouden een intieme relatie met zijn vader te hebben.

 

Dat de vader al die tijd hoopte en wachtte op de jongere zoon, zelfs zonder enige aanwijzing dat hij ooit terug zou komen, was hem een doorn in het oog; laat staan het vetmesten van dat kalf: wat een verspilling. Misschien hoopte de oudere zoon wel dat het kalf op een dag voor hem en zijn vrienden zou zijn, omdat hij het al die jaren zo goed had gedaan en gehoorzaam was geweest aan zijn vader. We kunnen hem bijna horen zeggen: "Besef je niet hoe je de vader en de familie te schande hebt gemaakt? Je stinkt! Je vader is boos op je; waag het niet om naar huis te komen na alles wat je hebt gedaan!"

 

De oudste zoon kwam aan het einde van zijn werkdag thuis en verbaasde zich over de geluiden van muziek en feest. Hij was meteen achterdochtig en wilde niet naar binnen. Religieuze mensen zijn op hun hoede voor mensen met echte vreugde en een goede relatie met de Vader. Hij wilde niet naar binnen gaan, maar vroeg in plaats daarvan aan één van de dienaren wat er aan de hand was. Hij hoorde van de dienaren: "Uw vader heeft het gemeste kalf geslacht, omdat hij hem gezond en wel terug heeft" (vs. 27). Het specifieke kalf dat de vader maandenlang heeft voorbereid, is geslacht, aan het spit gestoken en in stukken gesneden voor de vele vrienden en buren die uitgenodigd waren om in de vreugde te delen.

 

Op dit punt in het verhaal begonnen de Farizeeën zichzelf misschien te herkennen in het verhaal en ook dat de oudste zoon ook van zijn vader werd gescheiden vanwege zijn verkeerde instelling. Aan het begin van het hoofdstuk van de drie gelijkenissen werden de Farizeeën herinnerd aan hun eigen woorden: "Deze man ontvangt zondaars en tollenaars" (Lucas 15:2). Naast dat deze drie gelijkenissen gaan over de verborgen hekel aan degenen die door God geliefd zijn, handelen ze vooral over Gods verbazingwekkende genade jegens zondaars en tollenaars, en ook jegens Farizeeën die los van God staan. De houding van de oudste broer laat zien dat zijn jarenlange dienstbaarheid aan zijn vader eerder uit een grimmig soort plicht was geweest en niet uit liefdevolle gehoorzaamheid. Zijn houding was volkomen gespeend van sympathie. Veelzeggend is de aanduiding van zijn jongere broer niet als mijn broer maar als "uw zoon."

 

De oudste broer zou niet vieren dat de verloren en dode zoon was gevonden en teruggegeven aan de familie. Hij had niet dezelfde zorg en liefde die vader voelde in zijn hart, maar wat er in zit, stroomt eruit. Maar hij antwoordde zijn vader: ‘Kijk! Al die jaren heb ik u gediend als slaaf en nooit uw bevelen overtreden’ (vs. 29). We horen hem zeggen dat hij al die jaren heeft geslaafd om te proberen te verdienen wat de vader vrijgevig geeft: zijn erfenis. Je kunt God niet behagen door een op regels gebaseerd systeem van werken te houden. ‘Zonder geloof is het onmogelijk God te behagen’ (Hebreeën 11:6). De Farizeeën dachten dat ze hun plaats in de hemel hadden verdiend door hun goede werken, maar ze misten het punt van Gods genade volledig. Ze hadden geen vergeving en vriendelijkheid nodig, dachten ze. We hebben nooit uw bevelen overtreden, maar u hebt míj nooit een feestje gegeven met mijn vrienden, zat hij te mokken.

 

Wij doen er goed aan om voorzichtig zijn met de houding van ons hart bij wat wij voor de Vader doen (vs. 29). De oudste zoon gebruikte het woord "slaaf". Wat hij deed, zag hij als een klusje, een gedwongen verplichting. De arbeid die we verrichten bv in de kerk, gelden nooit als een vervanging voor de vreugde om überhaupt dicht bij de Vader te zijn. De oudste zoon creëerde afstand tussen zichzelf en zijn vader doordat zijn houding er eentje was van het zelf willen verdienen. De Farizeeën zaten te luisteren naar Jezus' woorden, die beeld schetste van hen als de oudste zoon. Zij hadden al die jaren hun aandacht besteed aan het houden van de wet, tot en met het kleinste gebod aan toen en ze leefden hun leven met het gevoel dat God hen iets verschuldigd was voor hun inspanningen en de opofferingen die ze zich getroost hadden. Echter, voor God de Vader is het feit dat er mensen naar huis komen die erop los geleefd hebben, een grotere vreugde dan alle pogingen om zich aan zijn wet te houden. De vader in het verhaal is zo blij met de terugkeer van zijn zoon, dat hij een groot feest geeft voor vrienden en familie. Ook hierin ligt zeggingskracht: laten degenen die al die tijd op en bij het landgoed van de Vader hebben verkeerd, feest vieren als één van hen terugkeert !

 

Als Jezus stopt met vertellen, in vers 32, is er sprake van een open einde. De prangende vraag die Hij bij zijn toehoorders achterliet, was: "Wat deed de oudste zoon?" Had hij berouw en verontschuldigde hij zich tegenover zijn vader voor zijn afstandelijkheid? Ging hij naar het feest en aanvaardde hij zijn broer en zijn herkregen positie? Elke Farizeeër die luisterde, zou uit Jezus´ verhaal kunnen opmaken, dat het de Vader een grote vreugde is om al Zijn kinderen in Zijn huis te verwelkomen, waar zij zich dan ook opgehouden hebben om samen voor eeuwig te vieren. Hij liet het aan elk van hen en ook aan ons over om het verhaal af te maken. Wij die op afstand zijn van de Vader, hetzij doordat we naar de vreemde zijn getrokken of zijn gebleven, maar in ons hart afstand bewaarden van een intieme relatie met de genadige en meelevende God en Vader?

 

Zullen we degenen verwelkomen die terugkeren na een leven ver van God? We zijn allemaal in de eeuwige familie van God door Gods genade. Denk alstublieft aan degenen die niet in de veiligheid van de gemeenschap zijn, degenen die misschien het gevoel hebben dat ze te ver weg zijn om terug te keren. Bid voor hun veilige terugkeer naar de schaapskooi van de Goede Herder! Hij wacht erop om hen te ontvangen. Laten we de houding van ons hart nederig houden en ons altijd verheugen over wat het hart van de Vader blij maakt.

 

Gebed: Vader, dank U dat U ons met zoveel vreugde en extravagante liefde thuis bij Uzelf hebt ontvangen. Mogen we ernaar streven om anderen te behandelen zoals U ons behandelt. Amen. Keith Thomas

 

Website: www.groupbiblestudy.com

 

E-mail: keiththomas@groupbiblestudy.com

Donate
bottom of page